Waggelaars, fladderaars en heel veel ijs
Door: Martin
Blijf op de hoogte en volg Martin
26 Januari 2010 | Argentinië, Buenos Aires
Na al onze omzwervingen hebben we het perfecte hostel gevonden. We zitten op 10 hoog met een prachtig uitzicht over het meer van Bariloche, waar de besneeuwde toppen van de Andes in weerspiegelen. In de woonkamer staan twee violen en een gitaar te improviseren, we hebben onze buikjes gevuld met sappige steak en goede wijn en zijn gelukkig met zijn drieën. Helaas gaan we morgen weer uit elkaar, maar we hebben een mooie maand gehad en treffen elkaar nog wel ergens voor ik weer naar huis vlieg.
Mijn laatste bericht was geschreven in de bus naar Puerto Madryn, waar we kwamen voor de Patagonische fauna. Als opwarmertje gingen we naar een schiereiland waar zeehonden, zeeleeuwen en/of zeeolifanten bivakkeerden. Er is een verschil tussen externe en interne oren, opgezette kragen en al dan niet een slurf voor de mond, maar ik weet niet precies hoe het zit. Die met slurf lagen voornamelijk voor pampus. Als ze de zee ingingen kwamen ze er amper meer uit en moesten ze elke keer op een golf wachten om ze weer een beetje verder te duwen, tot ze weer in hun aangespoelde staat terugkeerden. Die met kraag waren in paartijd, dus werd er om de vrouwtjes geknokt, gevreeën op het strand en gebaard. Als er dan net een jong uit was gefloept kwamen de meeuwen aangevlogen om de moederkoek te pikken. Het was een kabaal van jewelste. In de verte zagen we af en toe een vin of een spuit water verschijnen van een orca die de beestjes probeerde te verschalken. Op de parkeerplaats spotten we een lekker schubbig en harig gordeldier en langs de kant van de weg af en toe een paar emoes, een kleine maat struisvogel. De chauffeur van onze tour stopte ook nog voor een guanaco, een soort lama, die dorstig was en met zijn kop in de cabine uit een waterfles kwam lebberen. Toen hij moest niesen was de pret compleet. In het stadje zelf flanneerden we over de boulevard en we hebben ook nog op het strand gelegen. Patagonië klonk wat mij betreft altijd koud en nat, maar dit was een beachresort omgeven door woestijn. Qua breedtegraad was het equivalent op het Noordelijk halfrond dan ook ergens in Italië, de vergelijking in mijn hoofd met het Noorden van Noorwegen ging dus helemaal niet op.
Het ging uiteindelijk om de pinguïns, waar Wim al maanden over praatte. Op het schiereiland zat een handjevol, maar we huurden een auto en reden naar Ponto Tombo, waar de grootste pinguïnkolonie van het continent woont. Voor je naar binnen wandelt krijg je instructie van een ranger. Je moet een meter afstand houden want ze zijn hier om te broeden en ze kunnen gemeen pikken om hun kroost te verdedigen. Er staat voor de zekerheid een ambulance klaar bij de poort om onvoorzichtige toeristen af te voeren. Daarnaast is de verkeersregel dat pinguïns altijd voorrang hebben en aangezien er een miljoen rondwaggelen moet je soms even wachten. Dan begint de pret. Deze pinguïns zitten dus niet op het ijs, maar in holen tussen de bosjes. Ze leven in paartjes en hebben donzige kuikens die om eten krijsen. Dan gaat paps of mams hobbel, hobbel, hobbel richting zee en dat is verreweg het vermakelijkst. Vooral als er af en toe een sprongetje gemaakt moet worden, gestruikeld wordt of een buikschuiver gemaakt wordt. Het zijn maar onhandige beestjes op het land. Ze zijn het beste in stil staan met open bek, kop in de nek en ogen dicht. Als je dan langsloopt gluren ze even een halve seconde, zien ze dat je een rare toerist bent en zonnen ze lekker verder. Als ze echter in het water zijn zie je ze pijlsnel door de zee schieten. Soms gaan ze wel 600 km ver om eten voor hun kinders te halen, wat ze als het kroost tegen die tijd nog leeft lekker hun strot in braken. Half verteerde ansjovis, daar wordt je groot en sterk van. Hoewel, de donzige kuikens zijn al praktisch even groot als hun ouders en ik betwijfel of een pinguïn in staat is wat dan ook op te tillen met die korte flippertjes. Het doet er niet toe, het was gezellig met de pinguïns en een dwaling van 50 kilometer over onverharde wegen door de woestijn kon ons verder niet meer storen. Het kevertje sjeesde wel beduidend lekkerder over de kiezels dan deze corsa.
We gingen verder richting het einde van de wereld, vuurland, daar waar land over gaat in water, meer water en dan ijs. Maar toen, 2500 km ten zuiden van Buenos Aires en met nog 600 km te gaan waren alle bussen naar het einde van de wereld vol. We besloten via de westkant aan de terugweg te beginnen en streken neer in El Calafate, een soort wintersportdorp zonder skipistes maar met een flamingokolonie. Daar in de buurt was de tweede trekpleister van Patagonië waar Wim al maanden van droomde, de Perito Moreno gletsjer. Wow! Wat was dat gaaf! Na een bochtige weg langs de oever van een turqoise meer doemt er ineens een ijsmassa op met een oppervlakte van meer dan vijfhonderd vierkante kilometer. In het meer dobberen blauwe ijsbergen, die een voorbode zijn van het schouwspel wat je te wachten staat. Deze gletsjer is stabiel, hij krimpt niet en kruipt elke dag zo’n 2 meter naar voren. Via een systeem van wandelsteigers kan je er voorlangs lopen en sta je op een vijftigtal meters van een zestig meter hoge muur van ijs met een blauwe gloed, spitse pieken en diepe kloven. Je hoort dat hij leeft, hij gromt en kraakt. Af en toe loost hij wat gruis in het meer, alsof hij een vrachtwagen met ijsblokjes leegkiepert. En een paar keer per uur komt er ook een groter stuk naar beneden, met het geluid van onweer schuift er dan een blok ter grootte van een flatgebouw omlaag. Met een grote plons komt het in het meer terecht en veroorzaakt het kringen van golven die het ijs dat al eerder is gevallen ook weer in beweging zetten. Wow! Wat een ongerept natuurgeweld! Je moet het zien breken en horen kraken om het te kunnen bevatten. Ik hoop dat de klimaatverandering dit moois voorlopig spaart zodat jullie ook nog de kans krijgen om een kijkje te nemen. En anders zullen jullie het met de foto’s van Wim moeten doen. Het zijn er veel en ze zijn prachtig, maar de wind voel je er niet op gieren.
Onze laatste Patagonische bestemming was El Chaltén, we konden niet terug omhoog voordat we een goede wandeling in de Andes gemaakt hadden, vond ik. Het dorpje is omringd door besneeuwde toppen en met een gelukje waren ze op onze dag van aankomst allemaal te zien. De ster van onze eerste wandeling was echter een klein uiltje, ontdekt door mijn moeder. Hij bleef onverstoorbaar op zijn boomtak zitten terwijl we hem bewonderden. Mijn moeder zou er een kinderboek over kunnen schrijven. Ze deed moeder uil al na: ‘Nu ga ik even naar de supermarkt. Blijf maar rustig zitten.’ terwijl Wim hem met zijn telelens vereeuwigde. De volgende dagen liepen we steeds acht uur door de natuur. We passeerde sprookjesbossen met pantoffelbloempjes, een groep papegaaien die zich tegoed deed aan struiken met rode besjes en kaalverbrande bomen die hun schoonheid niet waren verloren. We dronken water recht uit de river, vers gesmolten gletsjer, dat kan daar nog gewoon! We zagen de puntige toppen van Torre en aten broodjes met banaan aan een bergmeer. Nadat we eerst een hoop bomen met gaten hadden gezien en aan het speuren waren naar de vandalen hoorden we ineens het gelach van een stel woodpeckers. Één helemaal zwart en twee als Woody, met een knalrood hoofd dat ze razendsnel op de boom inhamerden. Zó snel dat je op de foto’s een lijf ziet met een vage vlek erboven. Toktoktoktoktoktoktok. Je zou verwachten dat ze er een hersenschudding van krijgen, maar mijn moeder wist me te vertellen dat hun hoofd zo in elkaar zit dat de klap elke keer goed wordt opgevangen en hun brein hun hersenpan niet raakt.
Onze laatste wandeling voerde naar een uitzichtpunt op de hoogste berg daar, Fitz Roy. Het laastste stuk stond gemarkeerd als zwaar, omdat het erg steil naar boven gaat en je over rotsen en kiezels omhoog moet. So far so good, we hadden ons net gelukkig geprezen dat de gevreesde regen was uitgebleven, we wandelden op sportschoenen en hadden geen regenjassen. Op een eerdere vlakte waren we bijna van onze voeten geblazen door de wind en aan de top gierde die weer met grote kracht. We hadden net de eerste blik geworpen op het azuur gekleurde gletsjermeer toen het helemaal dichttrok en begon te hozen. Door de wind regende het praktisch horizontaal en zochten we beschutting achter een grote kei. En toen we ons even later realiseerden dat het niet over zou gaan begonnen we aan een koude, natte, gladde afdaling, waarbij de wind ons af en toe voor vliegers leek aan te zien. Kortom, de ontberingen die ik altijd met grillig Patagonië had geassocieerd. Maar we hebben het gered en onzelf getrakteerd op een warme chocomel en waffel van la wafleria. Toen waren we helemaal klaar om Patagonië te verlaten en weer naar de tropen te trekken. Dat deden we via ruta 40, de weg die Che Guevara in zijn motorcycle diaries aflegde. 32 uur in de bus, met wederom veel leegte. De weg was nu nog grotendeels onverhard, maar dat duurt niet lang meer, het asfalt is in aantocht. Na de overgang van gravel naar asfalt hadden de chauffeurs er iets te veel zin in, wat resulteerde in een klapband en twee uur wachten in de woestijn. Na de tweede nacht in de bus bereikten we dan toch Bariloche en bleek het het gehobbel dubbel en dwars waard.
Mijn ouders blijven hier nog een paar dagen uitrusten en ik vervolg mijn weg morgenvroeg naar Buenos Aires. Ik zal beginnen aan 100 jaren eenzaamheid. Het boek van Gabriel Garcia Marques dat in de bus mijn Spaans op de proef gaat stellen. Van eenzaamheid is voor mijzelf geen sprake, minder dan 24 uur na het afscheid van mijn ouders haal ik Floris van het vliegveld. Met mijn vroegere buurjongen uit Almere, nu kapitein op de grote vaart, reis ik de komende 4 weken van BsAs naar Lima. Wat een geluksvogel ben ik toch, dat ik met zoveel mensen die me dierbaar zijn dit continent mag delen. Wat niet wegneemt dat er ook een heleboel mensen die me dierbaar zijn thuis zijn gebleven, die slechts via dit blog een heel klein beetje meereizen en die ik hoop in april weer terug te zien. Ik ben nu langer van huis dan dat ik dat ooit geweest ben en het is genoeg. Ik ben toe aan het toetje!
Tot gauw!
--Martin
-
27 Januari 2010 - 19:23
Annelies:
Ha neefie!
Wat een avonturen weer met je ouders...prachtig om te lezen! En wat jammer nou dat je in april terug komt en dat we half maart net een neven- en nichtendag hebben gepland! Reden om er in de zomer nog 1 te plannen dan! Heel veel plezier de komende weken in Lima!
Liefs, Annelies -
28 Januari 2010 - 01:55
Nardus De Bats:
Heel bijzonder dat je zo lang en zo ver zo veel dingen beleeft.Zelf ben ik nu in Indonesie. Maar dan wel levend in een trager tempo.
Tot ziens als je weer terug bent,
Nardus. -
28 Januari 2010 - 16:07
Nick:
Meest plastische verhaal tot nu toe : ) En kom maar op met die ruta 40, dat kan Guzzi heus wel. -
28 Januari 2010 - 22:36
Heleen:
mart! wat mooooooi en wat schrijf je heeeeeeerlijk. ik krijg zo enorm veel zin om ook te gaan! als ik een kwart van jouw avonturen beleef dan ben ik tevreden. :)
dikke kus en we zullen je met dikke abraços verwelkomen in april! smikkel je reistoetje op en soliciteer daarna bij Lonely Planet of de Trotter. Dan schrijven we samen een nieuw reisverhaal bij elkaar.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley