van Heinde naar Verre met Floris
Door: Martin
Blijf op de hoogte en volg Martin
05 Maart 2010 | Peru, Lima
Een kleine fotoselectie hier: http://www.flickr.com/photos/the_mage/sets/72157623437771345/ maar de beste plaatjes staan op andermans camera’s.
Wat een maand is het weer geweest. Grootse avonturen met Floris en het vieren van mijn 1-jarig reisjubileum, in Chili uit de krant halen dat bij jullie het kabinet gevallen is en dan nog bezorgde mailtjes krijgen over dat Zuid-Chili in puin ligt. Daar ben ik in Lima inmiddels een paar duizend kilometer vandaan en ook mijn Chileense vrienden wonen Noordelijk genoeg om die tragedie te zijn ontsprongen.
Ik kwam precies op tijd terug uit Patagonië om Floris in Buenos Aires van het vliegveld te halen. Samen opgegroeid op de Oevergriend en nu samen een trip maken van de Atlantic naar de Pacific, schitterend! Het avontuur begon bij Mallory. Ze had een hoop couchsurfers over de vloer en dat leidde tot dolle feesten diep in de nacht. Dat de teen van Floris aangevallen was door een plots opspringende stoeptegel en dat Mal’s lelijke oppaskat Pom Pi niet in zijn pizzadoos wilde plassen maar op Floris’ slaapzak mocht de pret niet drukken. We dansten door het appartement tot ik als een heuse spiderpig aan het plafond hing. ‘Who?’ vroeg onze Duitse vriend Andreas, om vervolgens zijn eigen vraag te beantwoorden: ‘Achso, spiderschwein! Macht das was ein spiderschwein macht”. Overdag versleten we onze sandaalzolen met slenteren. Langs de scheepswrakken bij La Boca, door de zondagsmarkt in San Telmo, over de kades in het hipperdepippe havengebied Puerto Madero. In een museum raakten we gefascineerd door een film over een Zweedse die getrouwd is met de Berlijnse muur. Ze liet ook nog wat andere hekken en muren zien die ze aantrekkelijk vond, want ze moest toch verder na de ‘tragedie’ van 1989. In de avonduren aten we fenomenale stukken vlees. We bezochten in een amfitheater een vliegende tangoshow. De dansers zaten aan elastieken en vlogen om, over en langs elkaar heen of dansten samen tegen de muur op. Met live muziek en goede belichting werd het een echt spektakel. Floor gaat er een cursus in doen, dus die brengt het wie weet nog wel een keer naar Nederland. Zij en Yuri stonden op het punt om een huis in BA te kopen, dus het kan nog wel even duren voor we dit in de Stopera zien. Na de feestjes waren er ook de brakke dagen. Goed om matte te slurpen, idiote films over aliens te kijken en er vervolgens met behulp van google images en yahoo answers achter te komen of de kat van Mal’s vriend nou niet toch een poes is. Een heerlijke tijd!
Lima was nog ver en dus trokken we naar Mendoza. Ons fietstochtje door de wijnvelden begon met een biertje, want rond lunchtijd waren alle bodega’s dicht. Onderweg her en der een glaasje proevend reden we tot aan de machtige rivier Mendoza, waar nauwelijks water instond. We passeerden wel kolkende irrigatiekanalen die dienen om de dorstige wijnranken en olijfbomen van vocht te voorzien. Het eindpunt was uiteraard de fietsverhuur van mr. Hugo, met zijn gratis afzakwijn. We ontdekten in de dierentuin de lelijkste lama aller tijden en een stel loslopende aapjes met een pepsi-cola verslaving. Mijn ouders waren ook in de stad, maar waren op weg naar Santiago terwijl wij noordwaarts wilden om met carnaval in Bolivia te zijn. Na een paar gezamenlijke etentjes scheidden onze wegen weer. Het begint langzamerhand te wennen, elkaar op verre plaatsen te treffen en weer vaarwel te zeggen, maar het blijft wel een beetje gek.
Ik was er aan toe om een nieuwe plek te gaan ontdekken en zo arriveerden we in Salta, geroemd om haar bruisende uitgaansleven. We kwamen op zaterdagochtend aan dus hadden het perfect getimed. Na de zoektocht naar een hotel, het beklimmen van een heuvel, het bekijken van pleinen en kerken en de zoektocht naar een huurauto besloten we nog een theatervoorstelling mee te pikken. Fedro en de draak, een poppenvoorstelling over een held die de P niet kan uitspreken. Vooral de draak was geniaal. Die kwam om een uur of elf ’s avonds tevoorschijn en bij de kleuters in het publiek gingen de handen voor de ogen. Met Fedro liep het goed af, maar wij waren mettertijd zo kapot moe dat terwijl iedereen opgetut naar de clubs trok wij na een enkel biertje moesten afdruipen. Dat hield wel in dat we de volgende ochtend niet al te brak onze roadtrip aan hoefden te vangen. Na een eerste stuk over asfalt met prachtige uitzichten en een diepe plas met water die ons Golletje gelukkig kon hebben, gingen we een onverhard stuk van ruta 40 op. We pikten een liftend gezin op en als volleerde Argentijnen serveerden we hen matte terwijl we over de bergpas (3348m) hobbelden. Lunch in een valleidorpje met cactushouten straatnaambordjes en witte huisjes met witte toppen aan de horizon. We lurkten meer matte bij een eenzaam wit kerkje, een rustmomentje terwijl Floris als een volleerd rallyrijder de bergen stoffige bergwegen bedwong. Aan het eind van de rit bereikte we Cafayate, waar ons de laatste Argentijnse steaks en smakelijke wijn-ijsjes wachtten. Een bolletje Cabarnet-Sauvignon en Torrontes hakken er hard in na een dag onderweg. De terugweg naar Salta voerde door een canyon met grote modderige vlakten die in een mum van tijd onder water konden komen te staan. Daartussen lag her en der een bodega en we passeerden bezienswaardige rotsformaties. Ik ben inmiddels best wel rots in de vorm van een “...” moe en bij de kikker zijn we ook niet meer gestopt, maar het ‘amfitheater’ doet aan de nauwe doorgangen in Petra (Jordanië) denken en de Garganta del Diablo is goed geschikt voor klauterwerk. Nadat een hoosbui onderweg ons eraan herinnerde dat de stoffigheid bedrieglijk is, het is namelijk regenseizoen, pakten we de bus bergop richting Boliviaanse grens.
Ushuaia: 5121 km staat daar. Dat was 3 weken daarvoor nog 586 km en ik ben in die tijd ook het land nog 2x dwars overgestoken, ik heb mijn zitvlees goed getraind. Dat zitvlees werd op onze volgende bestemming behoorlijk op de proef gesteld. Tupiza, het terrein waar Butch Cassidy & the Sundance Kid het loodje legden. Dat is een ons beiden onbekende cowboyfilm, maar we voelden toch zeker de Lucky Luke en Billie Boem gevoelens boven komen. Dat het licht die avond toen we zaten te eten uitviel en de kaarsen op tafel gingen, droeg bij aan de wildwestwaarde. Toch kneep ik ‘m wel een beetje, want ik had de volgende dag een sollicitatiegesprek (graffitionderzoeker op de Universiteit van Leiden) via skype. Het licht ging weer aan, maar het enige internetcafé met skype ging de volgende ochtend niet open, ondanks een driedubbele belofte van de jongen die er werkte. Ik stond er op de deur te bonzen terwijl zijn moeder me kwam vertellen dat hij gewoon naar school was gegaan. Onsuccesvol geprobeerd uit een telefooncel naar Leiden geprobeerd te bellen toen uiteindelijk mijn mobiel rinkelde en het er toch nog van kwam. Ik ben het uitendelijk niet geworden, mede op basis van beschikbaarheid, maar uit 50+ brieven zat ik in ieder geval bij de laatste 5. Dat biedt perspectief. Na de gespreksstress konden we op avontuur. Floris getooid met een hoed met een gouden koord en ik met een hoed met gouden sterretjes gingen we te paard. Onze rij ervaring strekte niet verder dan een uur of 3 in ons hele leven, maar we vonden een tocht van 7 uur wel een goed idee. Gelukkig hadden we een 14 jarige gids met iets meer ervaring om ons in het zadel te houden. Hij leidde ons over met cactus begroeide hellingen en door nauwe spelonken. Yeeeee-haaaaw! Comfortabel was anders. Het paar van Floris sukkelde een beetje en zette dan vervolgens een draf in om ons bij te houden, al sinds ponykamp op de basisschool weet ik dat dat voor de berijder de minst comfortabele versnelling van een paard is. Ik probeerde mijn paard er dan vooral ook van te overtuigen in te houden en er niet in mee te gaan. Maar voelde hij de hete adem van Floris’ knol in zijn nek dan ontvlamde er iets. Steeds vaker ging mijn paard er in galop vandoor en hield ik me zo goed mogelijk vast tot hij hijgend tot stilstand kwam. Na een rustpauze van een uurtje aan de rivier, waar we met de hoed over de ogen een uiltje probeerden te knappen, begonnen we aan de terugtocht. Onze gids ging ons voor en leidde zijn paard het water in, maar dat zonk weg in de blubber, bezorgde hem natte voeten en deed hem besluiten om toch de brug te pakken. Mijn paard bleef enthousiast en stoof er weer eens vandoor, om ineens van de weg af te buigen en door de bosjes te spurten. Hij reageerde niet op mijn boodschap van ‘huuuuuu’ maar kwam uiteindelijk toch op het randje van een greppel tot stilstand. Pfoe! Onze leider vond het toen toch verstandig om met mij van paard te wisselen en daarna ging het er een stuk gemoedelijker aan toe, op dat gedraaf van Floris na. Toen we in het dorp afstegen was het kwestie van strompelen naar de trein en nog vele dagen spierpijn op op plaatsen waarvan we niet wisten dat er spieren zaten. Maar cowboys waren we geweest – en nu een keer niet te skelter, fiets of driewieler, maar echt te paard!
Eindelijk weer eens in de trein, die heb je hier te weinig. Een beetje een hobbelige rit richting Oruro, maar daar heb ik na een avondje bier drinken in de restauratiecoupé weinig meer van gewerkt. Zó leuk, tafeltjes met kleedjes en obers met strikjes die je vlees met gebakken eieren serveren. Jammer genoeg zijn de Nederlandse treinreizen er niet lang genoeg voor, maar in Oost Europa vind je het ook nog. Een aanrader! We kwamen voor de carnaval en hadden van mijn ouders bericht ontvangen dat ze via Noord-Chili ook onderweg waren. Op donderdag was het al feest in de stad, maar wij hadden het druk met een betaalbare kamer zoeken en uitrusten van onze reis. Gelukkig werden we op weg geholpen door koffiemevrouw Georgina, die ons met een broodje ei deed aansterken, op de hoogte bracht van het programma en ons waarschuwde voor de vele zakkenrollers. ‘Peruanen!’ volgens haar. En in Peru zijn het ‘Bolivianen!’ en in Chili ‘Peruanen én Bolivianen’! We hebben niet zo heel veel mee gekregen van de campesinos, de bevolking van zo’n honderd dorpen die in traditionele kledij door de straten trokken. Wat ik er vooral gaaf aan vond was om de vele verschillende muziek instrumenten in gebruik te zien en horen. Sommige zijn heel erg regionaal en zie je verder alleen maar in het instrumentenmuseum in La Paz. ’s Avonds leerden we via CouchSurfing twee Noren en twee Boliviaanse meisjes kennen waar we tijdens de festiviteiten mee zijn opgetrokken. Vrijdag is de dag dat het kantoorpersoneel zich samen gaat bezatten en hielden we ons koest. Floris lag de hele dag op bed en was daarom thuis om mijn ouders te ontvangen na hun meer dan 40 urige reis, terwijl ik ’s avonds nog het straatfeestje meevierde waarbij de dansers in de stemming komen voor de eindeloze optocht van de twee dagen erna. We hadden kaartjes om die optocht de komende twee dagen vanaf een tribune te kunnen bewonderen, maar voor de prijs van een Boliviaans weeksalaris werd er geen enkele moeite gedaan om de toegang te reguleren dus we moesten alsnog vechten voor een plekje. Ondertussen werd er een watergevecht met de tegenovergelegen tribune gevoerd en bij een voltreffer, of als er iemand uit een raam boven een emmer omkieperde, werd je goed nat. Als je gewoon over straat liep werd je eigenlijk alleen met een waterballon of super soaker te grazen genomen als je zelf de aanval opende, of een aantrekkelijk meisje was. Wel werden we vaak met bussen scheerschuim belaagd. Misschien heeft het er iets mee te maken dat ik me al weken niet heb geschoren en nog nooit zo’n lange baard heb gehad.
Het carnaval in Oruro is een eerbetoon aan de duivel. Het is een stad van spoorarbeiders en mijnwerkers en ‘Tio’ (oom) is een kameraad. Waar god doorgaans op afstand blijft is de duivel altijd dichtbij. Tio is aards en god is hemels. Veel van de kostuums in de parade zijn dan ook voorzien van horens, gruwelijke tanden en grote ogen. Paradoxaal genoeg is de parade zelf opgedragen aan de beschermheilige van de stad, la virgen de la candelaria – de maagd van de kaarsen. Net als in Rio zijn er groepen van ruim 100 man die hetzelfde dragen. De beren zijn mijn favoriete demonen, maar jeej wat moet het warm zijn zo’n vacht! Daarnaast zijn er dames in bolhoedjes en korte rokjes en de caporales met bellen aan hun benen die de Spanjaarden moeten verbeelden. Daar kiezen ze de mooiste jongens en meisjes van het land voor uit en vanaf de tribunes wordt bij hun passeren luidkeels om een kusje gesmeekt. “Beso! Beso!”. Andere groepen zijn gehuld in verentooien en vertegenwoordigen de volken van de Amazone. Er is Waka Waka, de dansers die met een rund om hun middel het stierenvechten vertolken. Iedere groep zijn eigen dans. Ik kan vooral genieten van de tinku. De dansers gooien met hun leren helmen. Ze dansen laag bij de grond en draaien om hun as. Ik heb ooit een groep Bolivianen door de straten van New York zien trekken en was verkocht. Maar deze optocht moet helemaal slopend zijn. Elke groep is uren onderweg en er moet een doorlopende show gegeven worden. Komen ze voorbij de president dan gaat er nog een schepje bovenop. Komen ze eindelijk in het grote stadion op de heuvel dat aan een klein sambodromo doet denken dan moet er nog een keer gevlamd worden. Dat is voor sommigen lastig want de voeten zijn moe en ze zijn door de toeschouwers onderweg dronken gevoerd. Zondag gaat het geheel nog eens op herhaling, maar dan iets minder formeel want de virgen doet die dag niet mee. De maskers gaan af een het volk klimt over de dranghekken om kusjes van de caporales te stelen. Onze Boliviaanse vriendin Monika was daarmee goed op dreef. Floris en ik waren rond het ochtendgloren teruggekeerd uit een megadiscotheek en tegen die tijd waren zij en Sara al bijna met een fles sterke drank onderweg naar de parade. Toen wij aan het eind van de ochtend aankwamen werd de tweede fles al aangebroken. Het is in Bolivia ‘drink till you drop’, ik heb een half jaar terug al opgemerkt dat dit volk geen maat kan houden. Nog voor het middaguur trof ik Sara slapend op een parkbankje. De rest van de dag hebben we de hulpverlener uitgehangen. Naar huis kon ze niet want van haar ouders mag ze niet drinken, dus ze heeft bij ons op de kamer haar roes uitgeslapen. Een beginnersfoutje. Maar daar blijft het voor velen niet bij, die lopen kotsend of met hun piemel uit hun broek over straat en ploffen ergens laveloos neer. Anderen staan van de tribunes naar beneden te zeiken zonder dat het ze interesseert of er iemand onderdoor loopt. Gelukkig hadden we nog regenponcho’s bij de hand!
Maandag beschouwen veel mensen het feest al voorbij, maar niets is minder waar. De groepen gaan op informele wijze met weinig publiek door de straten en je kan lekker met ze mee dansen. Net als in Paucartambo bezoeken de dansers in hun kostuums de kerk, vergezeld door hun orkest. Er wordt gezongen en men laat zich zegenen met wijwater. Op een van de kerkmuren prijkt een gigantische schildering met aan de onderkant allerlei demonen, terwijl hun evenbeelden voor de virgen langslopen. Achterin de kerk is de ingang van een oude mijn en kan je de ingewanden van de berg in. Wij beklommen diezelfde berg met een trap, waarnaast een enorme betonnen glijbaan lonkte. Ineens besloot Floris naar beneden te roetsjen en ik besloot onmiddelijk de achtervolging in te zetten. Dat ging sneller dan verwacht en ik slaagde er niet in om een jongetje dat halverwege zat te twijfelen te ontwijken. Ik heb nog altijd littekens van de manouvre en voelde me schuldig, maar het slachtoffer kraaide slechts van plezier en keek me bij het afstappen niet eens aan. Wat mij betreft maken ze op elke heuvel een glijbaan, zo leuk is dat! Helaas hebben in Nederland geen heuvels in de stad.
Koffiejuffrouw Georgina heeft trouwens gelijk gehad. Op een zaterdag zijn uit onze groep van 8 man er 4 gerold. Wim verloor voor de tweede keer op rij tijdens carnaval zijn kleine camera en een van de Noren in drie verschillende incidenten zijn portomonnee, telefoon en zonnebril. Het mocht de pret niet drukken, we hebben het carnaval maandagavond geniaal afgesloten. In een grote hal was er een feest van de dansgroep ‘central’, waar Floris en ik door Sara binnengeloodsd werden. Het was voor hen de ontlading na een aantal geslaagde paradedagen en wij vierden dat mee. Floris heeft tot sluitingstijd lopen dansen met het mooiste meisje van de zaal, de oude snoeperd. Ik zwierde en zwaaide ook een Boliviaanse dame de dansvloer over tot er om ons heen alleen nog maar mannen met hun hoofd op tafel lagen te slapen. Een afterparty zat er helaas niet in. In een met 10 man afgeladen auto nog een plekje gezocht, maar we stuitten overal op ouders die vonden dat hun zoons en dochters zo snel mogelijk binnen moesten komen. Floris’ afscheid van de beeldschone Tatiana was daardoor een beetje overhaast en misschien is dat maar beter ook. Hij had nog eens verliefd op haar kunnen worden en dat wij ons hart hier zouden verliezen was de angst van ons beider ouders. Ik denk het mijne nog te hebben, hoewel er wel af en toe goed aan getrokken wordt.
Vanuit Oruro trokken we met zijn vieren door naar Uyuni, terug met dezelfde trein waar Floris en ik mee gekomen waren. Onze tafelgenoot in de restauratiewagon was deze keer een dronken grenspolitie die het toilet te ver vond en dus maar tussen de wagons in ging plassen. We wisten niet hoe snel we er vanaf moesten komen. Is er nog hoop voor de Bolivianen? We kamen ’s avonds aan en begonnen de volgende ochtend aan het zoutwoestijn avontuur dat Malou en ik al eerder waren aangegaan. Vertrekken kon op twee voorwaarden. Eerst moest Wim een zonnebril kopen. Terwijl hij niets kon vinden had ik er ondertussen één met dik rood montuur met zwarte blokjes aangeschaft. Dat was ook zijn droombril, maar aangezien ik de laatste had weggekaapt ging hij voor een geheel rode. Dat Floris en ik vonden dat hij er heel Warholesque uit zag vond hij geen probleem. Toen hij ook broodjes gekocht had, “want als ik broodjes heb kunnen ze me niets maken”, gingen we onderweg. Het weer was heel veel aangenamer dan de vorige keer dat ik die weg aflegde. Weinig wind en helemaal niet koud, ik heb zelfs in mijn onderbroek door de salar gerend. Misschien had ik wel beter mijn schoenen kunnen aanhouden want ik had achteraf sneetjes van de zoutkristallen, die vervolgens vol overgave in mijn wonden beten. Het leverde wel leuke plaatjes op. Onze gids was goed in het regisseren van de vertekende foto’s die je daar kan maken omdat het zo eindeloos wit is. Onze springfoto is één van onze beste familieportretten ooit. Ook met onze mattekalebas en cowboyhoed hebben we leuke stunts uitgehaald. In tegenstelling tot de vorige keer stond een deel van de salar nog onder water, waar de lucht dan in spiegelde zodat je je ineens in een heel blauwe omgeving bevond. Op het zogenaamde visserseiland bewonderden we de metershoge cactussen. Ze groeien elk jaar maar 1 centimeter en moeten dus honderden jaren oud zijn. Een hoed en zonnebril staan een cactus trouwens buitengewoon goed. Onze tourgenoten waren 3 Koreaanse meisjes die op het eiland een verdwaalde emoe (kleine struisvogel) hadden zien zitten. Wij hielden gepaste afstand en lieten het beestje lekker in de zon liggen, maar die 3 probeerden hem te grijpen en renden er door de zoutvlakte achteraan, hi-la-risch youtubemoment! Na de salar volgden de rotsformaties, vulkanen, geisers met kokende modder en flamingolagunes, tot we op dag 3 de Chileense grens bereikten. Daar gingen Floris en ik verder, terwijl we mijn ouders in de woestijn achterlieten. Het was een vreemd gezicht om ze daar in het niets te laten staan, maar zij wilden nog verder Bolivia in en wij moesten Floris’ vlucht in Lima halen. Kleiner en kleiner werden ze. En ineens waren ze weg.
Wij zetten de afdaling in richting San Pedro de Atacama. Ik heb een vriendin in dat woestijndorpje wonen met wie ik 7 maanden daarvoor over haar grootse reisplannen had gesproken. Ze wilde studeren, emigreren, berggids worden, maar woonde in een eenvoudige lemen kamer om geld te sparen. Inmiddels heeft ze een nieuwe vriend en is ze zwanger van een tweeling, dus de reis is op de lange baan geschoven. Hopelijk verhuist ze binnenkort naar een huis met meerdere kamers en stromend water. Makkelijk is anders, maar haar schitterende ogen stralen nog steeds en dus denk ik dat het wel goed komt met Nadia. Het was een bliksembezoek, maar absoluut bijzonder voor me en ik hoop dat ik haar, Leo en de tweeling snel een tour d’Europa mag geven. Tijdens onze doorreis strandden we in de mijnwerkersstad Calama, waar het een hele opgave bleek om een biertje te drinken zonder dat je achter geblindeerde ramen blote dames op schoot kreeg. Schop sin piernas por favor! Het enige terras met Stella Artois parasolletjes schonk geen bier. De enige optie: snel wegwezen en met de nachtbus naar Iquique. Helaas werd Floris daar opnieuw geveld door buikkrampen, een cadeautje van het schaarse kraanwater in San Pedro. Na een dag van zorgverlening heb ik ’s middags deze haven- en strandstad die groot is geworden vanwege de kunstmesthandel nog kunnen verkennen. De houten gebouwen en houten stoepen geven het centrum een aantrekkelijke aanblik. Gebouwd in Brits koloniale stijl met grote veranda’s, van Amerikaans hout. Je hoeft je geen twee keer af te vragen wie de grote winnaars waren van de oorlog waarin de regio van Bolivia en Peru is gepikt. In de haven ligt er een flinke zeeleeuwenkolonie op de passagierspier en de stranden lagen vol op de vrije zaterdag. Een goede plek om te flanneren en de Chilenos in hun vrije tijd te observeren. Een Andesparade op de boulevard bracht nog wat extra energie. Met hun plastic panfluiten en namaak wolvenvellen leek het echter soms wel een beetje een parodie op wat we een week eerder gezien hadden.
De dag erop was Floris hersteld. Tijdens het ontbijt sloegen we een krant open en troffen we één van de allerberoerdste foto’s van Balkenende. Ons kabinet was de dag ervoor gevallen en het stond zowaar in een Chileense lokale krant, die doorgaans van droevig niveau zijn. Nog met een schaterlach op ons gezicht bezochten we Humberstone, iets wat al een half jaar op mijn verlanglijstje stond. Het is een oude nitraatmijn omgeven door een spookstad waar vroeger de arbeiders woonden. De nitraatkoorts, nadat men geleerd had dat kunstmest meer opbrengt dan guano (mest uit vogelpoep), had hele volksstammen de woestijn in gelokt. Deze werden door veelal Britse bedrijven aan het werk gezet. Hele steden verrezen in de woestenij en Humberstone is daarvan relatief goed bewaard gebleven sinds het in 1960 is verlaten. Je vindt er een groot theater, een ziekenhuis, hotel met zwembad, scholen en allerlei andere voorzieningen die samen het verhaal van pioniers, van bloei en van ondergang vertellen. Gaaf om er doorheen te dwalen. En hoe kneuterig een ‘ramen en deurenmuseum’ ook moge klinken, we hebben er heel veel lol gehad. Wrang natuurlijk, dat de welvaart uit Humberstone net als bij alle andere mijn- en landbouwproducten naar het Westen is weggevloeid. Stakingen werden net als slavenopstanden met bloed gesmoord. Het mocht niet baten, de productiekosten waren elders nóg lager en alweer een halve eeuw geleden hield het Chileense nitraatsprookje op. De vergane glorie van Iquique en het geraamte van Humberstone bleven over als testament.
Linea recta moesten we vervolgens over de panamericana naar Lima, want er restten ons nog 3 nachten voor Floris moest vliegen. We dronken onze laatste Cusceñas, aten een uitstekende ceviche en zeiden elkaar vaarwel. Inmiddels is hij al ruim een week weg en komen mijn ouders morgen met de bus uit Cuzco. Ik heb me tegoed gedaan aan de Peruaanse keuken en veel lol gehad met oude bekenden. Het straatcarnaval in Barranco werd ineens een groot avontuur. Een grote groep van voornamelijk studenten stond op straat te trommelen, drinken en elkaar met vingerverf en waterballonnen te bestoken. Ik was er met Lou (die ken ik uit Paucartambo) en we waren er omdat de rest al een halve dag bezig was nog niet dronken en vies genoeg voor, maar begonnen langzaam in de stemming te komen. Op een gegeven moment zag ik een rookwolk en ik zag aan de reactie van het publiek dat het mis was. Het was vuur, of... Traangas! Onze ogen zwollen op, ademen werd moeilijk en het was alsof onze gezichten langzaam smolten. Er was geen waarschuwing aan vooraf gegaan dus in paniek ontvluchtte de menigte het plein. Wij bleven in de voorhoede, maar wie niet genoeg opschoot kreeg klappen. Het was een akelige ervaring, die we met grote hoeveelheden bier in de plaatselijke kroeg van ons af besloten te spoelen.
Het grootste deel van de week heb ik bij Lou gelogeerd, maar de afgelopen dagen heb ik doorgebracht in het hostal waar ik vorige keer ook heb gezeten. Vorige keer was het me niet zo opgevallen dat de muren en plafonds erg slecht geisoleerd zijn, maar nu hoorde ik vanuit de kamer boven me wel heel erg luid gekreun. Vervolgens uit de kamer aan de overkant en niet veel later ook nog links van me. Bij de receptie zag ik waar het vandaan kwam, een voortdurende stroom van travestiete prostituees en hun klanten. Een zwarte man met blauwe ogen die zichzelf als plastisch chirurg identificeerde, verklaarde dat ze best een goede klus hadden geleverd met die borsten, maar dat er toch echt een piemel onder zat. De jongens achter de receptie lachten zich ziek en maakten voortdurend grappen over de ‘maricones’. De chirurg vervolgde zijn verhaal. Hij was een Brit die twee weken geleden ontsnapt was uit de klauwen van de FARC in de Colombiaanse jungle, waar hij 4 jaar lang dwangarbeid had moeten verrichten. Hij zat hier nu ondergedoken terwijl zijn ambassade een paspoort voor hem regelde. Het was een zeer gedetailleerd verhaal, maar bijna té fantastisch om waar te zijn. Zijn vlucht door de jungle, geholpen door een rebel. De marteling toen hij weigerde een abortus uit te voeren en hoe zijn martelaar vervolgens door de baas van kant werd gemaakt. En de dag dat hij het nieuws kreeg dat Michael Jackson, die hij ooit zelf had geopereerd, gestorven was. Misschien zien jullie het komende week op CNN als hij weer terug is bij verloofde en dochter in Manchester, maar ik betwijfel het. Na een dag ben ik hem via google na gaan trekken en vond ik hem als verdachte van mensenhandel in 2006, en ook in een Venezuelaans politierapport uit 2008. Het hotel had van hem nog geen cent gezien en ik was 50 USD uit mijn kamer kwijtgeraakt. Op de stoel naast mijn raam stonden grote voetafdrukken in het stof, het waren beslist niet de hoge hakken van één van de she-males die in en uit liepen. Ik besloot er vandoor te gaan en ben neergestreken in Hostal “Fock Ti”, van Choy Kok Wing. Dat is tenminste een plek om je ouders te ontvangen.
Tot binnenkort!
Groeten
--Martin
-
06 Maart 2010 - 02:19
Floris:
Geweldig verslag Martin! Ik mis nog net de dronken buschauffeurs in Uyuny dat we net op tijd een tour hebben weten te bemachtigen en dat de rest van de stad daar vast zat vanwege de nieuwe anti-alcohol-verkeerswet :) Wie weet tot snel, ik ben woensdag weer aan de beurt om met een bootje te gaan reizen. Eerst reisje Rijn, dan waarschijnlijk weer Scandinavië waar op dit moment allemaal schepen vastvriezen... Is nieuwsitem, ik verwacht foutje in planning ijsbrekers en dat het zo opgelost is. La Noche staat nog steeds op repeat ;) -
06 Maart 2010 - 09:26
Marieke (Nik'n'Ik):
Wow... :|
Heb ik jou wel eens verteld dat ik écht jaloers ben! :D Super verhaal weer (ben eigenlijk pas halverwege ;) haha) en natuurlijk fantastische foto's!
Ben benieuwd naar het volgende verhaal! -
06 Maart 2010 - 10:02
Jordi:
Klinkt erg goed allemaal! Heb het stuk in een keer uitgelezen. De nieuwe kleuren zijn prettig hoor.
Veel plezier nog. Enne zoals Gerald al vroeg, kom je überhaupt nog terug? -
06 Maart 2010 - 13:19
Vera:
Nog steeds lees ik ademloos je verhalen en sluit me aan bij een eveneens jaloers Marieke.
Kus -
10 Maart 2010 - 09:19
Anna:
adembenemend weer martin de partin. wow. wat nou graffitionderzoeker, kan je hier niet eindeloos mee doorgaan? beroepsavonturier! als er af en toe iemand naast je mag zitten in die rollercoaster van je (wat nu al constant gebeurt..) kan ik me voorstellen dat er best mee te leven is ;)
liefs uit amsterdam, waar de zon de sneeuw eindelijk verdreven lijkt te hebben.. -
10 Maart 2010 - 11:12
Maarten Willem:
Beroepsavonturier en beroepsverteller! Wat een held!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley