De wonderlijke wezens van midden-aarde - Reisverslag uit Quito, Ecuador van Martin Gevonden - WaarBenJij.nu De wonderlijke wezens van midden-aarde - Reisverslag uit Quito, Ecuador van Martin Gevonden - WaarBenJij.nu

De wonderlijke wezens van midden-aarde

Door: Martin

Blijf op de hoogte en volg Martin

04 April 2010 | Ecuador, Quito

Hallo allemaal!

Vanuit Quito, de hoofdstad van Equador, wens ik iedereen een zalig pasen. Met heel veel gekleurde eieren en paaspudding en wie weet een uitstapje naar de meubelboulevard. Mijn ouders en ik brengen de paasdagen grotendeels in de bus door, op weg naar het allerlaatste land van deze reis: Colombia. Want jawel, we komen alledrie naar huis. Mijn ouders hebben besloten om in Nederland te komen zomeren en pakken dezelfde vlucht als ik vanuit Bogotá naar Atlanta. Dat zal zijn op 11 april, met veel slagen om de arm omdat we standby vliegen. Zij vliegen zo snel mogelijk door naar Amsterdam en ik doe nog een aantal steden in de VS aan. Dan kunnen ze me mooi van Schiphol halen als ik zo rond 22 april weer voet op vaderlandse bodem zet. Maar ik loop op de zaken vooruit, het toetje van de reis is nog niet helemaal op. Smul lekker mee tijdens het uitbuiken van de paasbrunch!

Ik ontving mijn ouders een maand geleden in Lima, kort nadat ik het prostitutiehotel met ‘el negro con los ojos azules’ ontvlucht was. Ons nieuwe onderkomen bleek wederom meer gericht op per-uur-verhuur, maar het was makkelijk te bereiken en daarom een goede uitvalsbasis voor nieuwkomers in de hectiek van de grote stad. De herrie van die toeterende taxi’s en die bussen die zo hard ronken dat de autoalarmen er van af gaan was ik al volledig zat, maar Lima heeft her en der haar juweeltjes. Sommige daarvan kende ik nog niet, zoals Museo Larco. Naast een schitterende tuin met bloemen in alle kleuren van de regenboog heeft het een prachtige collectie precolombiaanse voorwerpen, vooral aardewerk. Nog nooit eerder had ik het idee van potten en kruiken zoveel te kunnen leren over de mensen die ze gemaakt en gebruikt hebben. Bijvoorbeeld hoe hun goden deels poema, deels uil en deels slang waren, symbool voor de aarde, boven- en onderwereld. En dat ze het klimaatverschijnsel El Niño, dat ontstaat door het omkeren van warme en koude golfstromen voor de kust van Noord-Peru en heel veel ellende in de vorm van regen veroorzaakt, probeerden te bezweren met mensenoffers. Daarnaast was het erotische aardewerk ook informatief, het ging ook in die tijd duidelijk niet alleen maar om voortplanting.

Helaas is het water van de Pacific bij Lima erg koud en zijn er geen zandstranden in de stad. De kliffen die enkele tientallen meters van het strand liggen en er hoog boven uittorenen zorgen toch voor een bijzondere kustlijn. De kliffen lenen zich uitstekend voor parapente, door de opwaartse thermiek kan je uren in de lucht blijven. Wim kon uren naar de opstijgende en landende parachutes kijken, maar zelf een vlucht maken ging hem toch echt te ver. Terwijl mijn ouders in het park zaten bracht ik veel tijd met Lou door. Ze gaf me een tour van haar campus, met heel veel groenruimte waar niet alleen hippe Peruaantjes (ze beginnen hier al op hun zestiende) doorheen dartelden, maar ook echte Bambi’s met van die mooie grote ogen. Ik werd er op mijn aller-hippiest heel erg blij van en kon niet nalaten ze te aaien en tegen ze te praten. Van Lou werd ik trouwens ook erg blij, ik kon in haar aanwezigheid de neiging tot zingen en dansen nauwelijks onderdrukken. Ineens zat overal muziek in! En er waren meer leuke mensen in Lima. Isabel en Daan kwamen voor een familiereunie bij Raúl en Nené logeren, haar oom en tante bij wie ik met Malou geweest ben. Ik had niet meer verwacht dat onze paden zouden kruisen, maar we hebben uiteindelijk een heel gezellige avond gehad waarin de pisco rijkelijk vloeide. Het was de hoogste tijd, want ik had al sinds oktober geen Amsterdamse psycholoog meer gezien.

Inmiddels begon mijn vader wel behoorlijk onrustig te worden, hij wilde naar de échte tropen. Ik kon het wel begrijpen, Lima ligt in een enorme woestijn en ’s nachts koelt het er behoorlijk af. Hij had al sinds Rio geen tropisch strand met wuivende palmen meer gezien. Na nog een paar dagen gerekt te hebben stapte ik, weliswaar met een brok in mijn keel, in de bus Noordwaarts naar Trujillo. Dat is ook geen strandbestemming, maar we hebben in het nabijgelegen Huanchaco wel naar de surfers zitten kijken terwijl ze hun laatste grote golf voor zonsondergang bereden. En hoewel het een aardig koloniaal stadscentrum heeft zijn de trekpleisters van Trujillo van ver voor Columbus. De Moche hadden er hun hoofdstad. Terwijl Europa de middeleeuwen doormaakte bouwden de Moche tempels van adobe-bakstenen. Ze begonnen met een kleine pyramide en bouwden er elke generatie een grotere overheen, waarbij de vorige laag met stenen werd opgevuld. Hierdoor zijn oude bouwlagen goed geconserveerd gebleven en kan je prachtige gekleurde reliefs van hun poema/uil/slangachtige oppergod zien. De constructie was aardbevingbestendig omdat de lagen stenen afzonderlijk van elkaar konden bewegen. De samenleving van de Moche was echter niet El Niño proof. Rond het jaar 1300 zijn ze volledig weggeregend en geen enkel mensenoffer kon daar verandering in brengen. De overlevenden zijn over gegaan in een andere cultuur, de Chimú. Een paar kilometer verderop vestigden die hun eigen hoofdstad, Chan Chan. Deze keer niet van adobe-bakstenen maar van verstevigde modder. Er is veel van weggekruimeld, maar als je er doorheen loopt zie je toch nog enorme muren staan. De allerhoogste zijn gerestaureerd en torenen met 10 meter hoogte boven je uit. Ze beschermen een enorm paleis, dat telkens in gebruik was zo lang de vorst leefde en na zijn dood veranderde in een inmens graf. De muren zijn versierd met pelikanen en visnetten, de Chimú leefden van de zee. De vorstelijke tombe was natuurlijk leeggeroofd door grafrovers. In dit geval zelfs geinstitutionaliseerd door de Spanjaarden, die er ‘mijnwerkers’ voor inzetten om het goud te delven. De koning zelf was kaalgeplukt, maar omdat zijn vrouw en 29 minnaressen zonder al te veel ornamenten zijn meebegraven waren die redelijk met rust gelaten. Een schrale troost.

Een busrit verder naar het Noorden streken we neer in Chiclayo, om nog meer Moche-geschiedenis te zien. Bij het dorpje Sipán ligt een ceremonieel grafcomplex waarvan de belangrijkste tombes aan grafrovers zijn ontsnapt. De heer van Sipán wordt wat dat betreft de Toetanchamon van Zuid-Amerika genoemd. Aan de graven zelf is niet zo veel te zien, maar de reconstructies in twee verschillende fonkelnieuwe musea zijn indrukwekkend. In Museo Larco waren op aardewerk afbeeldingen van goden te zien, waarvan men dacht dat het pure fictie was. Bij Sipán hebben ze nog niet zo heel lang geleden mummies uit de grond gehaald die precies die juwelen en symbolen droegen als die zogenaamde goden. Hoofddeksel, neusbel, oorringen, harnas, het klopte allemaal precies. Schitterende gouden voorwerpen die gezamenlijk een fantastisch verhaal vertellen. Hoe indrukwekkend moeten de onderdanen deze glinsterende mannen gevonden hebben in de tijd dat spiegels en andere reflecterende zaken nog niet bestonden. En wat een eer moet het geweest zijn om na het verlies van een ritueel gevecht jezelf te laten onthoofden door zo’n opperhoofd, om zo je volk voorspoed te brengen. Maar zoals gezegd, om El Niño (het jongetje), het hoofd te bieden was het niet genoeg. Exit Moche.

En exit Martin. Want net voordat mijn ouders verder naar het Noorden trokken om in Equador het strand te gaan opzoeken hield ik het niet meer en pakte ik een nachtbus naar Lima. Gewoon om nog een paar dagen met Lou op te kunnen trekken. Geen tropisch strand met wuivende palmen voor mij, slechts de kiezels bij La Punta. Maar ik heb mooi wel in goed gezelschap van mijn favoriete ceviche mogen genieten. Mijn benen en verlatijnsamerikaansde heupen gaan spontaan een dansje doen als ik eraan terug denk. Dat ik een beetje ziek werd deerde me niet, het was een mooi excuus om nog een paar dagen langer te blijven voor ik aan de tocht naar Quito begon. Ik had Lou graag in mijn rugzak gestopt, maar vertrok alleen. Gelukkig viel het me minder zwaar dan de eerste keer. Opnieuw reed ik door de woestijn aan de kust. Ik passeerde Chimbote, een stad die je vanwege de visindustrie al ruikt lang voor je ‘m ziet, viel in slaap en werd wakker in de vochtige hitte van Tumbes. Daar eindigde mijn telefoonbereik en ik had geen idee of mijn ouders het strand alweer verruild hadden voor het hoogland. Op goed geluk pakte ik een bus naar Guayaquil en reed na een lang oponthoud vanwege een computerstoring bij de grens Equador binnen. Het was allemaal een stuk groener dan de kust van Peru, maar de positie van dit land binnen de wereldorde als bananenfabriek werd al snel duidelijk, tot de nacht viel zag ik niet veel anders dan plantages. Ik bestudeerde het geld dat ik voor mijn laatste Peruaanse Soles had gekregen. Aan de biljetten is weinig Equadoriaans, ze hebben hier in 2000 vanwege hyperinflatie de US dollar ingevoerd en betalen hier nu met George Washington en Abraham Lincoln. Ook Amerikaanse munten zijn hier geldig, maar omdat daar een gebrek aan is hebben ze ook hun eigen uitgave. Zo staat er ene Eugenio Espejo op de dime en hebben ze een 50 cent munt waar ik straks geen New York Times mee kan kopen. De nachtbus van Guayaquil naar Quito kon ik er wel mee betalen. Ik had verwacht om daar voor dag en dauw mee aan te komen, maar de bus moest in totaal 2800 meter omhoog en ik werd midden op een bochtige bergweg wakker. In het laatste deel van de rit zag ik nog de restanten van twee recente vrachtwagenongevallen. Ook passeerde mijn bus een andere die midden op de weg stilstond. Toen we er half voorbij waren zag ik waarom, een deel van de berghelling kwam juist op dat moment de weg op glijden. We waren er net op tijd voorbij. God mag weten wat we in mijn slaap allemaal gepasseerd zijn.

Eenmaal in Quito vond ik een e-mailtje waarin stond dat mijn ouders de busreis ook hadden overleefd. Ze hadden al een plekje voor me in een koloniaal pand met houten vloeren en grote ramen in de oude binnenstad. Vooral de warme douche was lekker na 50 uur onderweg geweest te zijn. Mijn ouders zaten ondertussen in de kerk naar kanunniken te kijken die met enorme zwarte gewaden door de kerk sleepten. Het deed een beetje sektarisch aan, hoorde ik later. Het is een van de rituelen in het kader van de goede week, die in een religieuze stad als Quito enorm leeft. De Spanjaarden waren niet goed in het ontwikkelen van hun economie, maar mensen bekeren en kerken bouwen konden ze als de besten. De historische binnenstad is een aaneenschakeling van kerken en kloosters, allemaal schitterend gerestaureerd. Het Franciscaner klooster is het grootste religieuze complex in Zuid-Amerika. Een lekker muf ruikende kerk omgeven door een gebouw met zes binnenplaatsen waar de monniken in hun karakteristieke bruine pijen in de galerijen zaten en bij de gelovigen de biecht afnamen. Op witte donderdag zijn ’s avonds zeven kerken op dezelfde straat open om de gelovigen het allerheiligste te tonen. Ik ben al jaren kerkenmoe, ik heb het idee het meeste in twintig eeuwen katholieke kerkconstructie inmiddels wel gezien te hebben. Voor de semana santa wilde ik wel een uitzondering maken, want er gebeurt dan van alles in de kerk. Zo liep ik de plaatselijke Jezuitenkerk binnen, die dateerde van voor hun expulsie uit de nieuwe wereld omdat ze te aardig waren voor de indianen en viel mijn mond toch een stukje open. Het is een oogverblindende kerk. Dáár is dus al dat omgesmolten Incagoud gebleven! Elke vierkante centimeter is versierd, veelal met schitterende moorse geometrische motieven. Halleluja!

De goede vrijdagprocessie is het klapstuk van de feestelijkheden. Vanuit de iglesia de San Francisco vertrekken om 12 uur, het moment waarop het vonnis over Jezus zou zijn uitgesproken, duizenden gelovigen om tijdens een tocht door de stad boete te doen voor hun zonden. Deze zogenaamde cucuruchos zijn gekleed in paarse gewaden. Ze hebben puntmutsen op waar slechts twee gaten voor hun ogen inzitten. Mijn eerste associatie was die met de Ku Klux Klan. In plaats van het verbranden van kruisen slepen sommige cucuruchos ze echter door de straten. Levensgroot, dat wil zeggen, groot genoeg om jezelf aan vast te laten spijkeren. Enkele kiezen voor een gewaad als dat van Jezus, compleet met pruik en namaakbaard. De echte fanatiekelingen dragen een krans van prikkeldraad. Anderen slaan zichzelf met brandnetels of een touw. Twee gelovigen waar god nog een appeltje mee te schillen heeft hebben een grote cactus op hun rug gebonden, de stekels drijven zich tot bloedens toe in hun vel. Een groot deel van de cucuruchos loopt blootsvoets. Op een bewolkte dag is dat prima te doen, maar de zon scheen vrijdag volop en had het asfalt veranderd in een enorme steengrill. De penitanten zochten hun toevlucht tot de witte strepen op het wegdek voor een beetje verkoeling. Ze lieten de brandweer wat water over hun al beblaarde voeten gieten. Of profiteerden van een verdwaalde krantenpagina om op te gaan staan. Tegen het einde van de tocht hadden ze bijna allemaal provisorische sandalen van kartonnen dozen en plastic zakjes. De hitte was te erg geweest. Slechts een enkeling droeg zijn kruis nog alleen. Velen kregen hulp om het vervloekte object weer bergop te krijgen, Quito is een enorm heuvelachtige stad omgeven door vulkanen. Achter de cucurochos liepen de Veronica’s, de vrouwen die het zweet en bloed van Jezus zijn gezicht depten. Daarna nog een aantal processiebeelden, waaronder een Jezus met een gordel van de verkeerspolitie om zijn middel. Als laatste passeerde Jesus del Gran Poder, de zwoegende Jezus waar de processie aan wordt opgedragen. Veel toeschouwers sloten zich aan en vormden zo de staart van de processie. Wat een devotie allemaal! We kregen er honger van en deden ons te goed aan het traditionele eten van de goede week: fanesca. Het is een machtige schotel met wel twaalf soorten bonen en granen, die de twaalf apostelen en de twaalf volken van het oude Israël symboliseren. Alsof het op die manier nog niet zalig genoeg was zat er vis in, als symbool voor Jezus en zijn boodschap. Het traditionele toetje is een geconfijte vijg met witte kaas, maar daar is de religeuze betekenis me van onbekend. Toen we de broekriem een tandje losser gedaan hadden en de processie net ten einde was liet Quito zien dat je er vier seizoenen op een dag kan meemaken. Het begon te regenen, de straten veranderden in rivieren en plots kwamen er zelfs hagelstenen naar beneden. Jullie hebben al een hoop ijzige neerslag gehad dit jaar, maar ik kan me mijn laatste keer niet meer herinneren. We hebben tijdens de bui een dutje gedaan en liepen ’s avonds bij een mis in de kerk van santo Domingo binnen. Daar waren ze net aan de ontkruisigingsceremonie toe. Terwijl de priester aan een oersaaie preek bezig was, stonden er een stel misdienaren op een aluminum laddertje de nagels uit het kruis te trekken. Het was een enorm gefrunnik en iedereen zag het moment al aankomen dat de jongens met crucifix en al het altaar in zouden donderen. Uiteindelijk ging het toch nog goed en werd de houten Jezus, waarvan de armen flexibel bleken te zijn en langs zijn zij konden worden gelegd, in een kist geplaatst. Met zijn levenloze lichaam werd ’s avonds nog een plechtige stille tocht door de straten gehouden. De kerkklokken zwegen. Tot de paasvreugde van vandaag natuurlijk!

Ons verblijf in Quito was niet alleen maar religieus. We hebben een bezoek gebracht aan de capilla del hombre, een monument voor de menselijkheid bedacht door Equadors beroemdste kunstenaar Oswaldo Guayasamín. Bovenop een heuvel in een buitenwijk staat het gebouw dat elementen bevat van Maya, Inca en precolombiaanse Equadoriaanse architectuur. Guayasamín was zelf van indiaanse afkomst en wilde een plek creëren om stil te staan bij de onderdrukking van de indigines en de zwarte bevolking door de kolonisatoren van toen en de mestizo-elite van nu. Dat is gelukt. Het is een schitterende ruimte geworden met een aantal krachtige kunstwerken. De koepel in het dak laat figuren in het duister zien, die naar het licht in het venster reiken en bezwijken. Het heet Potosí, voor alle mensen die in die mijnen stierven voor het Spaanse zilver. En er nu nog steeds sterven. Voor wat eigenlijk? Er is een enorm mozaiek van de pachamama, moeder aarde, met een vagina groot genoeg om volwassen mensen te baren en een geestige karikatuur van Pinochet. In veel schilderingen, waarin invloeden van Picasso en de Mexicaanse muurschilders duidelijk naar voren komen, wordt geleden. Toch is de uiteindelijke boodschap er een van hoop en dat is iets waar dit continent niet zonder kan.

Ons laatste uitstapje in de omgeving van Quito voerde ons naar midden-aarde. Equador heet Equador omdat het land op de evenaar ligt. Ze claimen de status van Mitad del Mundo omdat als je de Greenwich meridiaan rondtrekt je nergens op de evenaar land raakt, doe je hetzelfde haaks op de 0-meridiaan dan kruist die lijn de evenaar in Equador. Precies in de krater van een vulkaan op de galapagos. Om praktische redenen hebben ze dus in de buurt van Quito een stad ‘Mitad del Mundo’ genoemd en er een groot monument neergezet. Het is een lekker kneuterige zaterdagmiddag activiteit voor de Quiteños. Naar een bandje kijken waarvan de leden aan weerszijden van de evenaar staan en dansen met een partner op een ander halfrond. Biertje erbij en iedereen blij. Of toch niet? De plek van de evenaar is uitgerekend door een Franse wetenschappelijke delegatie, met behulp van metingen van sterren. Tegenwoordig hebben we sattelieten en GPS en daarom staat er 240 meter verderop een museum dat claimt de echte evenaar in huis te hebben. Parallel aan de officiële lijn hebben ze daar ook een streep getrokken. En om hun claim kracht bij te zetten hebben ze een aantal demonstraties. Het schijnt bijvoorbeeld makkelijker te zijn om op de evenaar een ei op een spijker te balanceren dan elders. Mij is het alsnog niet gelukt, maar Wim heeft nu een certificaat in zijn rugzak dat hij een egg-master is. De zonnewijzer die er stond was buiten gebruik bij gebrek aan zon. Je weegt ook minder op de evenaar en vanwege allerlei rare energieën schijnt het moeilijker te zijn op de evenaar je evenwicht te houden. Dat laatste namen we met een korrel zout, maar wat onze pet toch echt te boven ging was de mythe van het draaiende water. De Kouriolis-kracht of iets dergelijks, die weersystemen op het Noordelijke tegen de klok in laat draaien en op het Zuidelijk halfrond met de klok mee. Toen ik in Brazilië de evenaar overstak en een opmerking over maakte over de richting van het water in de gootsteen werd ik via twitter meteen terecht gewezen, de Coriolos-kracht werkt niet op die kleine schaal. In het museo del sol hadden ze echter een gootsteen op de evenaar staan waarin het water direct naar beneden liep. Verplaatste je de gootsteen een naar het Zuiden dan draaide het water met de klok mee, en een meter naar het Noorden ging het tegen de klok in. Truuk of niet, het zag er verbluffend uit en we hebben het op video vastgelegd. Wie legt het ons uit? Ongerelateerd aan de evenaar waren er nog wat snuisterijen te zien zoals een ‘shrunken head’, een menselijk hoofd dat door koppensnellers tot poppengrootte was ingedroogd als oorlogstrofee. Dat was dus niet alleen maar een verzinsel uit Indiana Jones, maar de stam die het deed is er vijftig jaar geleden mee opgehouden. Hobbits hebben we niet gezien in midden-aarde, hoewel een lange Equadoriaan een zeldzaamheid is. We hebben wel een hele wonderlijke kolibrie gespot, met een staart die langer was dan zijn lijf. Er wonen hier wonderlijke wezens!

Groetjes vanuit midden-aarde,
--Martin

  • 06 April 2010 - 08:24

    Anna:

    Nou, dat smullen is gelukt hoor! Jammer dat ik het nu op heb; jij danst nog flierefluitend rond in je toetje. Misschien zelfs met feestelijk vuurwerk erin? Stiekem wel super om te horen dat de grootste avonturier + verhalenverteller die ik ken terugkeert naar het noordelijk halfrond. Beginnen we hier gewoon aan het volgende 12 gangen menu, goed? Dikke vette kus!

  • 07 April 2010 - 22:06

    Mark:

    Wat een prachtige verhalen weer! Voor ons lezers is het ook jammer dat je weer terugkeert ;) Veel plezier met het dessert!

  • 09 April 2010 - 12:26

    Cor Van De Peppel:

    Hallo Martin, bedankt weer voor je prachtige verahlen, waardoor we een kelin beetje mee mogen reizen met jou.
    Als jij/ jullie weer in Nedrland zijn ben ik zeer benieuwd naar de beelden die er bijhoren.

    Liefs en groeten ook aan je ouders.

    Cor

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Martin
Actief sinds 30 Nov. -0001
Verslag gelezen: 503
Totaal aantal bezoekers 92237

Voorgaande reizen:

06 Juli 2013 - 10 Augustus 2013

Breaking Boundaries in Uganda

11 Februari 2009 - 30 November 2009

Samba on my Vagabond Shoes

15 Augustus 2005 - 31 December 2006

Mage's Transatlantisch Avontuur

Landen bezocht: