Full-Circle - Reisverslag uit São Paulo, Brazilië van Martin Gevonden - WaarBenJij.nu Full-Circle - Reisverslag uit São Paulo, Brazilië van Martin Gevonden - WaarBenJij.nu

Full-Circle

Door: Martin

Blijf op de hoogte en volg Martin

04 September 2009 | Brazilië, São Paulo

Hallo allemaal,
Malou is sinds vorige week weer veilig en wel in Nederland. Ik mis haar aan mijn linkerzijde tijdens mijn wandelingen door de parken van São Paulo en had haar nog graag een dagje strand gegund. Ook moet ik nu zelf mijn broodjes kaas en avocado smeren. Maar we hebben een fantastische tijd gehad samen, een betere reisgenoot had ik me niet kunnen wensen! Ik ben nu full-circle. In het zelfde huis in SP als ik me in april met Wim bevond. Aniella is in de VS, dus ik woon hier nu alleen met Esperança. Even tot mezelf komen na zoveel kilometers en zoveel indrukken. Af en toe pik ik een museumpje mee, met als hoogtepunt de tentoonstelling “prendez soin de vous” van Sophie Calle. Gaat dat zien als je een keer in de buurt bent! Volgende maand in Salvador de Bahia ;)

De foto’s bij dit avontuur staan hier: http://www.flickr.com/photos/the_mage/sets/72157622240651076/
Als backup heb ik ál mijn foto’s geupload, dus snuffel gerust verder op mijn flickr pagina rond!

Een maand eerder in Arequipa, de witte stad genoemd om de kleur van de vulkanische steen waarmee het centrum gebouwd is, liepen we voor het eerst sinds we samen reizen in zomerse kleren. De stad ligt aan de voet van een vulkaan die als een besneeuwde driehoek boven je uit torent. De Inca’s aanbaden dergelijke imposante bergen als goden en brachten er ook mensenoffers aan. Zo is ook ‘Juanita’ voor de glorie van het Inca rijk gestorven en vrijwel meteen ingevroren. Vanwege recente vulcanische activiteit is haar graf onder de sneeuw vandaan gekomen en woont ze nu in een vriezer in Arequipa. We hebben haar daar bezocht. In tegenstelling tot de ingewikkelde en ingedroogde mummies die je meestal tegenkomt ziet ze er nog redelijk fris uit voor iemand van vijfhonderd jaar. Voor de verandering niet een blik in het verleden in de vorm van aardewerk, textiel en bouwsels, maar in de vorm van bevroren vlees en bloed.

Ook fascinerend was het nonnenklooster dat een volledig stratenblok innam. Oorspronkelijk een oord voor rijke Spaanse dames met elk een aantal bediendes en later omgevormd tot een sobere Dominicaanse bedoening. Niet alleen zelf bidden, maar ook wassen, koken en dweilen. Best een prettige plek, met muren in rood en indigo en sinaasappelbomen op de binnenplaats. Toch ook een soort gevangenis, contact met de familie verliep door een stel tralies en naar buiten mochten de zusters niet. Regelmatig moest ik aan de kloosterverhalen van mijn vader denken en probeerde ik me voor te stellen hoe hij op mijn leeftijd door soortgelijke gangen liep, afgesloten van de buitenwereld. In die buitenwereld waren nu de fiestas patrias aan de gang, de onafhankelijksfeesten van Peru. Het bleek meer een familiefeestje, dus sloten we ons aan bij het gezin van Paucartambo-genoot Sebastian voor een potje voetbal en een heerlijke ceviche. Hoogtepunt van het feest was een middaglang munten in de bek van een metalen kikker proberen te gooien. Het is niet een keer gelukt, maar op het dakterras met de namiddagzon op de vulkaan, was het vermaak van de bovenste plank.

Van daar togen we naar het meer van Titicaca, het hoogste bevaarbaare meer ter wereld (ca 4000m) op de grens tussen Peru en Bolivia. Aan Peruviaanse zijde bezochten we de drijvende eilanden van de Uros. Een stam die al eeuwenlang op bundels riet ronddobbert. De eilanden en hun ligging kennen een grote schoonheid en het is ook wel een grappig gevoel om er op te lopen en te voelen dat het niet helemaal solide is. Inmiddels zijn de Uros niet langer een stam die leeft van de visserij, maar een toerisme-coöperatief. Terugvaren gaat alleen maar na een uitgebreid bezoek aan de giftshop en het forellenrestaurant, maar het zij ze vergeven want het is een leuk uitstapje.

De Boliviaanse kant van het meer was nog niet overontwikkeld, zo zei onze reisgids, dus meldden we ons aan de grens. Malou kwam daar zonder problemen overheen, maar ik kreeg op mijn donder omdat men vergeten was bij binnenkomst mijn paspoort te stempelen. Daarnaast werd uit een onleesbare krabbel vastgesteld dat ik slechts een visum voor 10 dagen had gekregen en ik al 26 dagen in Peru rondliep. Ik moest een boete betalen bij de bank, maar die was al dicht en dus had ik een probleem. Een probleem dat oplosbaar was door ‘iets meer’ aan de douanier te betalen. Toen ik keurig om een bonnetje vroeg werd ik bijna teruggestuurd, dus ik besloot eieren voor mijn 20 dollar te kiezen en zonder verdere gewetensvragen het land te verlaten. Mijn eerste smeergeldaffaire!

In Bolivia was onze uitvalsbasis Copacabana. Jawel, van nossa senhora la virgen, die haar naam gaf aan het strand in Rio en uiteindelijk ook het liedje van Barry Manilow. Drommen pelgrims trekken er dagelijks heen om haar uit cactushout gesneden beeld te kunnen zien. Het was nu extra druk, haar verjaardag kwam er aan en ze stond overdag buiten. De pelgrims laten op het plein voor de kathedraal hun voor de gelegenheid versierde auto’s zegenen door priesters met een wijwater kwast en gieten er vervolgens nog een fles bier of cider overheen. In een zijkapel van de kerk knutselen ze van kaarsvet auto’s en huizen en andere objecten die ze begeren op de de muur, zodat de virgen ze daarbij kan helpen. Ook beklimmen ze de dichtstbijzijnde heuvel, waar een kapelletje staat. Families gaan er met de virgen en een schaalmodel van de viriele stier die ze zo graag achter hun huis zouden hebben grazen op de foto. Dat alles vergezeld van vuurwerk, confetti in je haar, ceremoniele rook en een ritueel met miniatuurtuintjes dat vast iets met vruchtbaarheid te maken heeft. Lang leve de kleurrijke vermenging van lokale tradities en het katholicisme!

Voor de kust van Copacabana kan je vanaf de heuvel Isla del Sol zien liggen, de bakermat van de Inca’s. Daarvandaan was het dat de eerste Inca op pad werd gestuurd om een geschikte hoofdstad voor het rijk te vinden en uiteindelijk Cuzco uitkoos. Omdat we na Machu Picchu hadden besloten dat Inca heiligdommen het best uit de verf komen als je je eerst flink inspant zijn we naar het puntje van de peninsula gelopen en hebben we toen een roeiboot genomen. Weliswaar heeft Malou maar een heel klein stukje geroeid (met een sterke afwijking naar rechts) en ik helemaal niet en moest de arme man die voor de gelegenheid zijn akker had verlaten ook nog alleen terug, het was een spectaculaire aankomst bij het vallen van de avond. Isla de la luna lag aan onze flank en de toppen van de Andes torenden er aan de horizon bovenuit. Een Inca paleis lag aan onze voeten. Het was heerlijk stil en volledig autovrij. Een lamakaravaan volgend vonden we een hotelletje met een ongeëvenaard uitzicht, we zweefden boven een klif en keken uit over het meer. Paradijselijk! Overdag vielen we met onze neus in de feestelijkheden van de ‘dag van de plattelandsbewoner’. Het hoofdevenement was een parade waaraan het hele dorp meedeed, plus een bootlading van het enige andere dorp op het eiland. Een kakafonie van panfluiters en de blaaskapel van de school, de vrouwen in hun mooiste rok en de kindertjes in uniform, waaronder miniatuur soldaten (ook meisjes) en verpleegsters (geen jongetjes). Drie rondjes om het voetbalveld onder het toeziend oog van de burgemeester en een handvol toeristen. Heel mooi! Vooral toen de burgemeester een nationalistische rede vermengde met een ode aan de cocaplant. Hier ligt de machtsbasis van indiaan en voormalig cocaboer presidente Evo Morales.

Over de oudste van de incawegen liepen we naar de andere kant van het eiland. Het viel op hoe droog het was, haast woestijnachtig, terwijl je aan alle zijden zoet water ziet dat aan de horizon het vasteland van Bolivia aan de ene kant en Peru aan de andere kant ontmoet. Weer zo’n onmogelijke maar adembenemende Incaplek. Op de punt troffen we nog een tempel en de heilige steen waar de zon en de maan zich ooit in verstopt hadden, compleet met een groep new-age toeristen die zichzelf gehuld in witte jurken lieten zegenen of reinigen of herbalanceren of iets in die trend. We zagen de zon ondergaan vanuit het dorpje waar de koeien en varkentjes vrij door de twee en een halve stoffige straat sloften om te gaan pootjebaden in zee of door de modder te rollen. Met een motorbootje arriveerden we weer terug in de tegenwoordige tijd. Hoewel het niet helemaal duidelijk is wat dat in Bolivia precies betekent. De 19e, 20e of 21e eeuw. Hoofdstad La Paz zet je soms op het verkeerde been.

De stad ligt spectaculair tegen de wanden van een kloof op, met de hoofdweg op de bodem. Vanuit de centrale speeltuin met geniale glijbanen konden we goed zien hoe de flatgebouwen de klifwanden volledig bedekten, alsof het landschap met bruine lego in elkaar was gezet. De kleuren van de speeltuin contrasteerden er mooi mee. Deze was alleen te bereiken over een fonkelnieuwe slingerende promenade gebouwd met de oliedollars van bondgenoot Hugo Chavez. De man is een mafkees, maar hij heeft smaak!
Verlaat je de centrale zone dan loop je in La Paz ongetwijfeld een markt binnen. Naast het gebruikelijke assortiment knock-off Rayban’s voor een euro vind je ook heel veel zogenaamde ‘heksenkraampjes’. Deze delen in de regionale voorliefde voor kruidentherapie en hebben daarnaast zaken in het assortiment waarvan ik geen idee heb wat je er mee kan. Met name de gedroogde lamafoetussen zijn prominent aanwezig. Thee mee zetten tegen reuma? Stoofpotje om blaasproblemen op te lossen? Meenemen de slaapkamer in om de vruchtbaarheid te bevorderen? Wie het weet mag het zeggen, de heksen hebben het niet zo op toeristen en spreken volgens mij ook niet zo goed Spaans.
In tegenstelling tot in andere Latijns Amerikaanse hoofsteden hebben we in La Paz geen grote clubscene ontdekt. In plaats daarvan hebben we een bezoek gebracht aan een peña, een soort disco met panfluitmuziek. We werden de dansvloer opgesleurd door de Boliviaanse feestgangers en dansten aan het eind van de avond in een kringetje van jongens en meisjes de zaal rond. Ondertussen waren we verwonderd over de grote hoeveelheid mensen die dronken met hun hoofd op tafel in slaap waren gevallen. Ik weet hoe aantrekkelijk het kan zijn om ergens een dutje te doen, een van mijn bijnamen is nog altijd ‘de jongen die met zijn neus om een hoekje slaapt’, maar zo lang er gedanst wordt blijf ik wel wakker!
Na de grote stad was het tijd voor woestenij. Na de meest beroerde busrit van onze reis, waarbij mijn stoel stuk was en het raam niet dichtbleef door het gehobbel, kwamen we in de vrieskou in Uyuni. Een suffig stadje aan de rand van de grootste zoutwoestijn ter wereld, met een fantastische bar genaamd de ‘extreme fun pub’, dat wel. Toen we er nietsvermoedend een cocktail bestelden kreeg ik hem geserveerd uit een aardenwerken tepel en Malou uit een erecte penis. De bekers waren zo gemaakt dat je wel uit het uiteinde moest drinken. Later ook nog de ‘sexy lama’ geprobeerd, waarbij je beker een rokje draagt waar je geacht wordt onder te duiken. Onderbroekenlol van de bovenste plank! De enige attractie bij het dorp zelf is een treinenkerkhof in de woestijn, waar je leuk op gestripte 19e eeuwse locomotieven kan klimmen om machinistje te spelen. Maar iedereen komt uiteindelijk naar deze onherbergzame uithoek voor een tocht over de eindeloze zoutvlaktes.

Met twee Portugese meisjes, twee Ieren en een Britse trokken we er drie dagen in een jeep op uit. Omdat we bijna duizend kilometer moesten afleggen, grotendeels off-road, was het een kwestie van veel in de auto zitten. Door spectaculaire landschappen, dat zeker, maar aangezien veel reisgenoten een beetje ziek waren werden ze er niet altijd even vrolijk van als het vanwege de hobbels niet lukte te slapen. De eerste dag bevonden we ons op het opgedroogde zoutmeer. Wit, wit en nog eens wit. Daardoor raakt je perspectief vertekend, en kan je zomaar ineens een larger-than-life godzilla tegen het lijf lopen. Het levert prachtige plaatjes op, maar is wel even schrikken! Ook passeerden we hotels gebouwd van zoutblokken en een eiland met enorme cactussen. De wind was er zo sterk dat je er tegen in kon hangen. De volgende dagen nam die gelukkig iets af, en wandelden we zonder omvergeblazen te worden tussen allerhande vulkanische rotsformaties. De een stelde een boom voor, de ander een piraat en onze gids kon zelfs het hoofd van Homer Simpson ontwaren. Naast het zout waren de lagunes die vol stonden met flamingo’s het tofst. Het blijven maffe beesten en als je ze in de dierentuin ziet bedenk je je nooit dat ze normaal op vierduizend meter hoogte tussen de vulkanen staan. De laatste avond hebben Malou en ik nog een Poema achtervolgd, die telkens van ons af bewoog als we dichterbij kwamen. Na een fikse wandeling de leegte in konden we dan toch dicht bij genoeg komen voor identificatie. Onze poema bleek een hond die ons kwispelend naar ons hotel vergezelde. Daar sliepen we bij temperaturen van -20, met muts op en handschoenen aan. Niet waar je op rekent, als je door de tropen reist. De laatste dag bezochten we een stel geisers, waaronder een kunstmatig geboorde die heel intens en met een hoop herrie stoomde zoals ik me een geiser altijd voorstelde. Daarnaast waren de thermal-baths in tegenstelling tot die in Chili wel aangenaam en heb ik terwijl mijn haren aan het bevriezen waren lekker liggen soaken. Warmer water heb ik uit een douche in Peru of Bolivia nimmer gevoeld. Op ons verste punt stonden we aan de voet van de vulkaan Licancabur die ik vanuit Chili eerder al goed had kunnen bekijken. Ik had graag Marta opgezocht, die de dag ervoor naar het dorp aan de Chileense kant was verhuisd, maar het was nog een lange weg naar São Paulo. Ik heb dus slechts over de spiegelgladde lagune naar haar gezwaaid voor we weer naar Uyuni hobbelden.

Met de twee Portugese meisje uit onze groep zijn we verder gereisd richting Potosi, de hoogste stad ter wereld (4090 m). Ooit was dit de melkkoe van het Spaanse koloniale rijk. Het leeuwendeel van het zilver wat er in de wereld circuleerde was door dwangarbeiders en slaven uit de aangrenzende berg gewonnen. Meer dan tweehonderdduizend inwoners had het in die tijd, wat het een van de grootste steden ter wereld maakte. De rijkdom van weleer is terug te zien aan de grote koloniale gebouwen in het centrum. Inmiddels is al het zilver wel gedolven, maar de berg wordt nog altijd verder uitgehold door kompels op zoek naar tin en andere mineralen. Ik wilde de mijnen graag om historische redenen bezoeken en had niet verwacht dat het allemaal nog zó actueel zou zijn. Onder leiding van gids Freddy Silver hesen we ons in overalls en kaplaarzen en bezochten we de markt om cadeautjes te kopen voor de mijnwerkers. Frisdrank, coca, sigaretten, dynamiet en 97% alcohol, waar ik uiteraard even van heb geproefd – en ja, het brandt! Afdalend in de mijnen ben je afhankelijk van de lamp op je helm, verlichting is er niet. Slechts gangen met rails waarover de karretjes met puin naar buiten worden gereden. Alles gaat met de hand, het is zwaar werk en langer dan 10 jaar houden de mannen het zelden vol. Toch is het mooi om te zien dat er ook gelachen wordt in de mijnen. De mijnwerkers maken graag een praatje, gaan met de vrouwen op de foto en laten de mannen hun handen uit de mouwen steken. Zo heb ik wat ik dacht dat een emmer puin was uit een schacht omhooggetakeld, ik was behoorlijk verrast toen er ineens een man aan het koord bleek te hangen. We dronken mee van de spiritus met cola en leerden dat je voor elke slok een beetje op de grond moet gooien. Voor pachamama, de aarde, daar ben je daar beneden immers aan overgeleverd. En ook aan de grillen van tio, oom, een soort duivel die je dag kan maken of kraken. Er staat een beeld van hem, rood, horentjes en een enorme penis, en we staken hem een peuk in zijn mond. Hij leek tevreden en we kwamen heelhuids weer buiten. Onder zijn bescherming voelde ik me dapper genoeg om een dynamietstaaf met ontstoken lont in mijn mond te steken, alvorens Freddy hem op veilige afstand legde voor de ontploffing. Kablam!

Onze reis van Potosí naar Brazilië ging niet van een leien dakje. We hadden de ochtendbus naar Sucre laten schieten omdat we vermoeid en een beetje ziekjes waren. Met een gedeelde taxi kwamen we er ’s middags toch, maar de bussen naar Santa Cruz, een reis van 16 uur, zaten inmiddels vol en we zouden een dag moeten wachten. Omdat we dan ook de trein zouden missen was dat flink balen. Door een loketmevrouw werden we getipt over een bus naar Camiri, een plaats die we niet op de kaart konden vinden maar volgens haar 2 uur van Santa Cruz verwijderd was. Dolblij kochten we een kaartje, gingen een hapje eten in het koloniale centrum en pakten de verkeerde bus terug naar de terminal. Wat 15 minuten lopen was geweest, was na 30 minuten bochten en file nog steeds 15 minuten lopen. Toen we uit de boemel waren gesprongen en met een taxi uiteindelijk bij de terminal kwamen was de bus al 20 minuten weg – met onze bagage (vermoedden we). Op dat moment konden we alle vriendelijke Bolivianen die vroegen waarom we toch zo laat waren wel schieten. We stonden op het punt om een hostel te gaan zoeken toen we getipt werden om met een taxi de achtervolging op de bus in te zetten. Zo scheurden we 40 minuten over een donkere bergweg tot we de achterlichten van onze Andesbus in de duisternis zagen opdoemen. Deze stond kort geparkeerd en zo konden we snel onze gereserveerde plekken innemen voor een nacht over stoffige weggetjes. De volgende ochtend vond ik Camiri wél op de kaart, hemelsbreed net zo ver van onze bestemming als waar we 16 uur eerder instapten. We moesten lachen om de topografische inbekwaamheid van de busmevrouw. Uiteindelijk waren we blij verrast toen er daar een snelweg lag die niet op onze kaart stond, we hadden het hoogland verruild voor het laagland en dan gaat alles ineens veel vlotter. Met een laatste taxirit van 4 uur kwamen we toch binnen anderhalve dag in Santa Cruz. Dat was een half uur nadat de trein vertrokken zou zijn, als deze niet was afgelast. Lekker een nachtje in een bed dus. Geen overbodige luxe, want de trein wordt in de lonely planet de ‘death train’ genoemd. De reis duurt 22 uur en het is de hobbeligste trein waar ik ooit inzat, maar voor de rest valt het allemaal reuze mee. Je reist door eindeloos moerasgebied, maar er lopen voortdurend dames door de trein om je de laatste Boliviaanse lekkernijen te slijten. En de Mennonieten die ook in de regio wonen zijn met hun lange lijven, bleke huid, grote hoeden en ouderwetse kledij, staan mooi in contrast met de rest van de reizigers.

Ineens sta je dan aan de grens met Brazilië. Daar zijn we met de rugzak achterop een motor gaan zitten om in de stad te komen. Goedkoper dan een reguliere taxi en ook een stuk avontuurlijker. De rij bij het immigratiekantoor zijn we er niet mee te snel afgeweest. Brazilianen zijn een relaxed volk, maar eveneens enorme bureaucraten. Dat deerde niet, want die middag zaten we met Rony Anaconda achterin een pickuptruck en sjeesden we met de wind in onze haren de Pantanal in. Een groot moerasachtig gebied en de beste plek in Zuid-Amerika dieren in het wild te zien. Al vanuit de truck zagen we capybara’s, kaaimannen en twintig soorten vogels. In het kamp hadden we een hangmat tot onze beschikking, 3 uitstekende maaltijden per dag, en ’s avonds een kampvuur. Wat wil een mens nog meer? Nou, beesten zien natuurlijk, daar kom je voor. Tijdens ons eerste boottochtje zagen we apen in de boomtoppen, otters die voor onze boot uitplonsden en enorm veel kaaimannen. Honderden! Ik dacht altijd dat het bloeddorstige wezens waren, maar ze zijn lui en bang voor mensen. Je kon dus gewoon in de rivier gaan zwemmen als je wilde. Onze gids Rony was erg enthousiast in het nadoen van dierengeluiden om ze te lokken, het was hilarisch om te zien en horen en werkte nog ook! Elke keer als hij ons weer een beest aan kon wijzen was hij als een kind zo blij. De hoofdprijs was een jaguar geweest, maar die kans is kleiner dan 1 op 1000. Met het spotten van een grote miereneter tijdens een wandeltocht hebben we toch een zeldzaamheid kunnen aanschouwen. Prachtig die pluimstaart! Ga maar eens een kijkje nemen bij Pjuskebrusk in Artis – mijn seizoenskaart ligt in Almere en de foto wordt zelden gecontroleerd. Ook ons paardrij avontuur bracht geluk. Het was voor ons beiden een eerste ervaring als ruiter te paard. Ik heb ooit wel eens op een pony gezeten op de basisschool en dat was geen succes, sindsdien had ik alleen nog een kameel en een olifant in hun nek gestaard. We waren best zenuwachtig, maar die hengst van mij was heel beheerst en die van Malou was ronduit lui. Als je dieren wil zien heb je ook geen haast en dus vergaapten we ons aan de papegaaien, herten, neusberen en ander leuks – terwijl we aangevreten werden door muskieten, dat dan weer wel. Nadat we weer veilig afgestapt waren bleek er een anaconda gesignaleerd te zijn. We zijn er als een gek naar toe gerend. Het arme beestje bleek echter tijdelijk gevangen genomen zodat we er allemaal mee op de foto konden. Dat duurde naar onze smaak wel erg lang, maar toch hebben ook wij met de slang om onze nek gestaan en voelden we dat deze nog een poging ondernam om onze strot fijn te knijpen. Ons laatste uitstapje in de pantanal was weer op de rivier, piranha vissen. Een beetje vlees van gisteren aan je haakje en hengelen maar. Je schijnt er echt te kunnen zwemmen, maar de groep haalde de ene na de andere piranha boven water. Die dien je dan een tik met een zwaar voorwerp te geven om ze knockout te slaan en vervolgens kan de haak eruit. Die kennis kon ik niet in praktijk brengen, want ik ving maar niets. Overtuigd van mijn eigen Expeditie Robinson-geschiktheid kon ik dat niet zo goed hebben. Gelukkig had ik, toen de rest al gestopt was en in de hangmat lag, alsnog beet. Ik kon met een gerust hart de Pantanal verlaten. De piranha’s hebben we bij de keuken ingeleverd en kregen we tijdens de laatste lunch gefrituurd op ons bord. Best een lekkere vis, maar hij bestaat grotendeels uit graten en is tamelijk vermoeiend om te eten. Verrekend met de hoeveelheid vlees die ze van je haak happen zonder dat ze zichzelf laten verschalken kan je misschien beter meteen gaan barbecuen.

Vanuit de Pantanal was het nog een lange busreis naar de kust, waar ik Malou het witte strand van Ipanema had voorgespiegeld. Helaas was het in Rio koud en grijs. Ik heb een beetje tourguide gespeeld waarbij we een fantastische koloniale bibliotheek ontdekten, met boeken tot aan het plafond. Ook hebben we een ritje met de bondinho (tram) gemaakt en zijn we in Lapa de kroeg ingedoken, dat is altijd goed! Toch is Rio magischer met mooi weer. Afzakken langs de kust dan maar, in de hoop op strandweer in Paraty. Daar was een cachaçafestival aan de gang en Gabriela had een bed & breakfast afgehuurd voor haar vrienden. De eerste avond ging het goed mis. We werden voortdurend mierzoete cachaça ingeschoken, gekaramelizeerd, met passievrucht, ananas, kaneel en kruidnagel. Ik drink het liefst op eikenhout gerijpte en dat dan heel rustig aan, maar was op deze manier al tegen enen behoorlijk misselijk en een beetje de kluts kwijt. Ik was niet de enige en we lagen vroeg op bed, om met een kneiter van een kater wakker te worden. Wat ons precies bezielde om een boottripje te gaan maken weet ik niet zo goed, misschien de hoop op fantastisch strandweer. Er was die ochtend zowaar een zonnetje doorgebroken en dat was reden voor optimisme. We lagen echter vanaf het begin al als vaatdoeken op het dek en hoopten dat de passeio van 5 uur snel voorbij zou zijn. Die avond waren we eindelijk een beetje bijgetrokken en hebben we met een stel dronken vrijmetselaars die een soeptent runden staan dansen. We mochten binnen komen omdat het regende en zo vaak erwtensoep opscheppen als we wilden. Zo kreeg Paraty nog een mooi staartje.

Ons restte samen nog één dag in São Paulo. Nog een versgeperst sapje drinken, een zelfschept ijsje eten en over de markt banjeren. En toen zeiden we elkaar gedag. Zij zit inmiddels weer in de collegebanken en ik, ik pak vandaag of morgen maar weer eens de bus...

Abraço
--Martin/

  • 06 September 2009 - 13:23

    Herma En Hans:

    Hoi Martin,

    Bij jouw belevenissen is de Amsterdamse Uitmarkt van vorige week en het Havenfestival dit weekend in Almere, niet veel bijzonders. Maar toch genieten we er van!
    Groeten van ons en blijf nog maar even reizen, want je verslagen zijn erg boeiend om te lezen.

  • 06 September 2009 - 14:20

    Annelies:

    Weer een interessant reisverslag zeg...soms lijkt het net een boek dat ik aan het lezen ben maar het zijn ervaringen van mijn superstoere neefje! Tsja en ik maar zitten balen dat mijn vakantie weer om is en dat ik morgen weer moet werken....en jij gaat maar weer eens de bus nemen op weg naar een nieuw avontuur! Gelijk heb je, genietse verder! Ennuu binnenkort weer je ouders zien!!?? Liefs, Annelies

  • 07 September 2009 - 09:48

    Wim:

    Toen we zondag van het Havenfestival terugkwamen hebben we meteen s'nachts om 1 uur heel het verhaal gelezen en een reactie geplaatst. Die is schijnbaar niet doorgekomen. Bij deze dan. Het was weer een mooi, goed doortimmerd verhaal. Binnenkort hopen wij er ook weer middenin te zitten. Marian is al druk Portugees aan het studeren op jouw computer (Rosetta Stone)Nog heel veel plezier.

  • 10 September 2009 - 08:59

    Anna:

    als ik eenmaal aan 't lezen van je avonturen begin kan ik er niet meer mee stoppen.. das jammer voor young in prison, waar ik nu aan 't werk ben :D
    festina lente!
    lfs, anna

  • 11 September 2009 - 19:31

    Tjitske:

    Ha! Leuk, alsof ik 2004 weer herbeleef: Arequipa, Uyuni, Potosi, Santa Cruz, Copacabana, lamafoetussen...
    Ook in het cocamuseum in La Paz geweest?

    x Tjitske

  • 05 Oktober 2009 - 17:32

    Claudia:

    en wat schrijf je toch mooi! Het klinkt geweldig allemaal, maar toch mag je wel weer eens een bezoekje aan Nederland brengen vind ik ;) haha

    xxx

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Martin
Actief sinds 30 Nov. -0001
Verslag gelezen: 326
Totaal aantal bezoekers 92225

Voorgaande reizen:

06 Juli 2013 - 10 Augustus 2013

Breaking Boundaries in Uganda

11 Februari 2009 - 30 November 2009

Samba on my Vagabond Shoes

15 Augustus 2005 - 31 December 2006

Mage's Transatlantisch Avontuur

Landen bezocht: